4.6 Internationale inzet

Vanuit hun geloofsovertuiging zetten Quakers zich in voor goede internationale betrekkingen, het handhaven van mensenrechten en het bewerkstelligen van vrede en verzoening in de wereld.
Zo geloven wij mee te bouwen aan het Koninkrijk van God hier en nu.

Quakers vormen een wereldwijd religieus genootschap dat niet alleen wars is van dogmatiek, maar ook van nationalisme. Al te vaak heeft nationalisme conflict en oorlog gebracht. Quakers overal ter wereld noemen zich bijvoorbeeld de Nederlandse, de Britse, de Franse Jaarvergadering van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers), daarmee te kennen gevend dat het Genootschap een wereldwijde, internationale gemeenschap is. Sommige Jaarvergaderingen verenigen zelfs leden uit verschillende landen, zoals bijvoorbeeld de Zuidelijk Afrika Jaarvergadering leden telt uit wel acht verschillende landen.

Al sinds 1948 zijn de Quakers door de Verenigde Naties erkend als non-gouvernementele organisatie en hebben zij vertegenwoordigingen bij de VN in Genève en New York., de zogeheten Quaker United Nations Offices (QUNO). De staf van deze Quakervertegenwoordigingen probeert om de vertegenwoordigers van de lidstaten van de VN achter de schermen en door ‘stille diplomatie’ bijeen te brengen rond een aantal thema’s: ontwapening, vrede, verzoening, conflictpreventie, mensenrechten, inzet voor vluchtelingen, duurzaamheid en milieuverdragen. Waar er verschillen van inzicht bestaan tussen lidstaten over belangrijke ontwerpverdragen rond genoemde thema’s van de VN proberen we als Quakers ze achter de schermen op één lijn te krijgen, zodat een verdrag er daadwerkelijk komt. Op die manier werd er bijvoorbeeld toe bijgedragen dat het verdrag tegen landmijnen substantiële steun kreeg.

In Europees verband zijn de Quakers op een vergelijkbare wijze actief. De Europese Jaarvergaderingen hebben gezamenlijk een Quaker Council for European Affairs (QCEA) in het leven geroepen met een vertegenwoordiging in Brussel. Deze werkt aan soortgelijke thema’s binnen de Europese internationale context: de Europese Unie (Brussel) en de Raad van Europa (Straatsburg). Hier wordt onder meer gewerkt aan de verbetering van de Europese kaders en richtlijnen voor de behandeling van gevangenen en vluchtelingen door de lidstaten. Ook de versterking van burger vredeswerk in het buitenlands beleid van de EU krijgt de nodige aandacht. De laatste jaren wordt door QCEA ook meer werk verricht rond het milieu- en energiebeleid van de EU.

Als voorbeeld van concrete resultaten van QCEA kunnen o.m. worden genoemd: een onderzoek naar de positie van vrouwelijke gevangenen in Europa dat tot daadwerkelijke verbeteringen in het beleid heeft geleid, waardoor hun rechten – bijvoorbeeld voor de omgang met hun kinderen – beter gewaarborgd worden. Zo werden bijvoorbeeld ook praktische aanbevelingen van de Quakers voor het door de EU te ontwikkelen beleid met betrekking tot conflictpreventie en crisismanagement overgenomen.

Als de soevereine vorsten van Europa.. besluiten jaarlijks bijeen te komen (…) in een Europees Parlement of Europese Staat (…) waar alle verschillen van mening (…) besproken kunnen worden (…) en waardoor staten die zich niet aan het oordeel daarvan onderwerpen en toch hun toevlucht zoeken tot gewapend geweld door de andere staten verenigd als één kracht gedwongen kunnen worden zich aan het oordeel van dat Parlement te onderwerpen (…) zou Europa de zo diep verlangde en noodzakelijke vrede verkrijgen voor haar geplaagde burgers. William Penn, 1693 in: An Essay towards the present and Future Peace of Europe.

Ik meen dat het alleszins reden heeft om vooruitgang te steunen en te bevorderen. Als de Europeanen verstandig zijn (meer is niet nodig) wordt Pan Europa een werkelijkheid en zullen de thans opvlammende nationalistische bewegingen de laatste stuiptrekkingen van een uitgaande vlam blijken te zijn.

Anton Kalff, 1937.

Er zijn ogenblikken dat het werk een “vechten tegen de bierkaai” lijkt, en dan is het goed te beseffen dat het immers niet uit en met eigen kracht is dat we deze opdracht vervullen: dat ik zelf slechts een onvolkomen middel ben om uitdrukking te geven aan de goodwill die door de eeuwen heen in de beste mensen en groepen van onze beschavingskring groeide, waaraan ik door traditie deel heb en dat het de levende kracht van onze Heer en Herder is, die alleen goeds kan werken

Piet Kruithof 1958, in een brief vanuit Bolivia, waar hij voor de VN werkte.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.5  Een rechtvaardige samenleving
Volgende: 5. Leven ==>

Dat van God in iedereen

Door Gerard van den Dool

Somtijds bekruipt me een ongemakkelijk gevoel bij het aanhoren van een goede Vriend, als die weer eens beweert dat God niet buiten ons, maar zich binnenin ons bevindt. God is volgens hem geen separate Entiteit, maar een deel van onszelf.

Nu onderschrijf ik de ‘claim’ dat we allen (mensen, dieren, planten) ‘dat van God’, d.w.z. een Goddelijke Vlam in ons hebben. Maar ik zal de dichter Willem Kloos niet nazeggen: ‘Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten. En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon.’

Vergun me een kleine illustratie aan de hand van m’n kamerplant, een Sanseveria, ook wel Vrouwentong(en) genoemd wegens het tongvormige blad. Nu wil het geval, dat één van de tongen aan het uiteinde donkerbruin kleurde. Een kennis ried me aan om het aangetaste einde van het blad eenvoudigweg eraf te knippen. Wat bleek: het blad groeide niet verder, want ik had het apicaal meristeem (‘dat van God’) eraf geknipt. Wel ontsproten om en naast het onfortuinlijke blad verscheidene nieuwe tongen met enorme groeikracht.

M’n persoonlijke Godsbeeld is gevormd door geregeld in de Bijbel te lezen, waarin God Zich laat kennen als alomtegenwoordige Persoon buiten ons en wiens kosmische Geest ons dagelijks inspireert en beschermt. We mogen – groot voorrecht – in het gebed naderen tot Gods troon, niet die troon waar Kloos in z’n gedicht op doelde. ‘k Heb niet zo’n vastgeroest idee over de figuur Jezus. Vast staat voor mij dat Jezus allereerst Bemiddelaar is tussen God en zondige mensen en optreedt als hun Advocaat. ‘k Besef, dat Jezus van Zichzelf zegt: Ik en de Vader zijn één (Joh. 10: 30). Niet onmogelijk, dat dit vers niet oorspronkelijk is, maar ‘ingebouwd’ is om dogmatische redenen. ‘k Lees namelijk ook geregeld in de Zweedse Bijbelvertaling, waarin de Lutherse Kerk op meerdere plekken ‘inlegkunde’ pleegt, d.w.z. omwille van de theologie de tekst ‘aanpast’.

4.5 Een rechtvaardige samenleving

Het is een voorrecht om in een vrij land en een democratische rechtstaat te mogen leven. Een samenleving waaraan iedereen, ongeacht afkomst of achtergrond gelijkwaardig kan deelnemen. Dat is nog lang niet overal in de wereld het geval. Maar ook in ons land zijn grote groepen mensen die op de een of andere wijze toch (sociale) uitsluiting ervaren: mensen die werkloos zijn, asielzoekers en mensen zonder verblijfsvergunning, mensen die rond moeten komen van een zeer mager inkomen, mensen die chronisch ziek zijn, mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking. Op grond van ons Quaker getuigenis van gelijkwaardigheid menen wij dat de gemeenschap voor die groepen een zorgtaak heeft en op moet komen voor de zwakkeren in onze samenleving. Daarbij heeft de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid om – bijvoorbeeld door belasting als herverdelingsinstrument te gebruiken – voorzieningen als een minimumloon, een basisverzekering voor de gezondheidszorg, vrije toegang tot onderwijs voor iedereen en sociale woningbouw te scheppen en in stand te houden. Wanneer dit via de belastingheffing nieuwe eisen stelt aan de Vrienden, laten we die dan niet zozeer beoordelen vanuit het persoonlijke belang, maar zien in het licht van de onderlinge solidariteit en rechtvaardigheid. Onze verwerping van het inzetten van (fysiek) geweld richt zich niet alleen op de internationale verhoudingen en oorlogsgeweld, maar ook op structureel geweld. Bijvoorbeeld in de financieel-economische verhoudingen, waardoor ‘de markt’ boven de gemeenschap wordt gesteld en de onderlinge solidariteit tussen mensen ondermijnd wordt. Bezit en eigendom en de daaraan ontleende macht over anderen kunnen het gevoel voor sociale gerechtigheid bij bezitters in de weg staan. Belangentegenstellingen en strijd mogen niet het laatste woord hebben. Door samenwerking, solidariteit en goede wil kunnen we het beste bereiken voor zowel het individu, als voor de samenleving als geheel. Dienstbaarheid als motief voor onze maatschappelijke inzet, in plaats van winstbejag en eigenbelang. Natuurlijke hulpbronnen en nutsvoorzieningen als drinkwateren energievoorziening, gezondheidszorg en onderwijs mogen niet aan marktwerking woden overgelaten, maar horen algemene voorzieningen te zijn. De visie op de samenleving die de overheid ontwikkelt behoort ethische weerklank te vinden bij haar burgers. De overheid dient de wil te hebben een humane visie in praktijk te brengen door het land zorgvuldig te besturen en de bereidheid te tonen alle burgers van ons land te dienen. Wij doen een beroep op de Vrienden om de mogelijkheden die hun gegeven zijn in de netwerken waarin zij dagelijks participeren in dienst te stellen van het realiseren van het hier geschetste perspectief van een rechtvaardige samenleving. Echter, soms brengt het overheidsbeleid ons Quakers in gewetensnood. Dit komt bijvoorbeeld het sterkst naar voren waar het gaat over de spanning tussen het vredesgetuigenis als integraal deel van ons geloofsgetuigenis en de militaire dienstplicht of het via de belastingen moeten meebetalen aan militaire uitgaven. Sommigen onder ons zullen dan innerlijke overtuiging boven burgerlijke gehoorzaamheid plaatsen.

Eenvoud (…) helpt ons de op zichzelf rechtvaardige waarden van het zoeken naar het Koninkrijk Gods en naar een gevulde maag in een zuiverder verhouding tot elkaar te brengen (…) en bij het uit de weg ruimen van dingen die daarbij voor ons een belemmering vormen.
Laura van den Hoek, 1937.

De bewapeningsindustrie, die leeft van de dood en de ellende van medemensen, is een tekenend voorbeeld van de gevolgen, die de winzucht met zich brengt. En de volken, die door hetzelfde motief gedreven worden om mee te doen in de bewapeningswedloop en prestigeoorlogen, zijn er een tweede voorbeeld van. Zo blijkt het gebrek aan eenvoud, dat velen misschien een zaak van weinig belang lijkt, in werkelijkheid een zonde, een gevaar, zowel voor het persoonlijk leven als voor dat der volkeren. Eenvoud van leven is een van de belangrijkste middelen om in deze tijd in de wereld te getuigen van ons Christendom. Daardoor kunnen wij een levende brief zijn van de God van Vrede, Liefde en Eenvoud, die wij wensen te dienen. Uit: een schrijven van de Franse Vrienden aan de Wereldconferentie te Swarthmore, 1937.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.4  Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Volgende: 4.6  Internationale inzet ==>

4.4 Maatschappelijke verantwoordelijkheid

In de eenentwintigste eeuw leven Quakers in een maatschappij die meer en meer op een ingrijpende manier het privédomein van mensen mede bepaalt. Het is daarom niet alleen op het vlak van de materiële cultuur dat wij keuzen moeten maken die eerder buiten onze horizon leken te liggen. Ook wat betreft onze wijze van leven en ideeën worden wij uitgedaagd keuzen te maken die het ons mogelijk maken kritisch, creatief en betrokken aan de samenleving deel te nemen. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van ons individuele bestaan maar evenzeer om onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Het aanbod van materiële cultuur kan het dagelijks leven comfortabeler maken. Anderzijds kan overvloed ons verleiden tot een levensstijl die we hebben leren kennen onder
de naam consumentisme. Moderne communicatiemiddelen hebben het levenstempo versneld en de informatiestromen op een dwingende manier geïntensiveerd. Als consument ondersteunen en stimuleren wij het consumptieaanbod. Reclame dringt ongevraagd bij ons binnen en is een niet meer weg te denken onderdeel van onze economie geworden. Ze suggereert een bereikbare schijnwereld van algehele welstand en welbehagen. Als Quakers voelen wij ons daarom uitgedaagd om een stap terug te doen, door de schone schijn heen te kijken en alleen te kopen wat voor ons op de een of andere manier belangrijk is.

Het leven in een welvaartsstaat confronteert ons met de vraag in hoeverre wij een zorgzame samenleving zijn, maar ook met de vraag in hoeverre wij onze politieke verantwoordelijkheid onderkennen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid houdt in het scheppen van optimale mogelijkheden voor ieder mens, ongeacht etnische afkomst, sekse of sociale status, om tot volle ontplooiing te komen in fysiek, moreel, geestelijk en creatief opzicht. In een maatschappij van overvloed en onevenwichtige verdeling van bezit ontstaan makkelijk kostbare gewoonten die een eigen leven gaan leiden. Zij verhinderen mensen om open te staan voor een ander gedragspatroon en een meer creatieve besteding van de tijd en

de middelen waarover zij beschikken. Maatschappelijke verantwoordelijkheid vraagt om transparantie en volstrekte eerlijkheid in zaken. Het kompas zetten op vrije marktwerking kan de verantwoordelijkheid die mensen voor elkaar hebben ernstig aantasten. Ruimte voor goed overleg en aandacht voor een rechtvaardige verdeling van lasten en plichten komt een ieder toe, zowel in de publieke als in de privésfeer.

Onze voortdurende bereikbaarheid suggereert voor veel mensen een niet aflatende beschikbaarheid. Dit kan ons verantwoordelijkheidsgevoel ongelimiteerd aanspreken en uit balans brengen. Eigen tijd voor rust, stilte en inkeer is een essentieel element in ons leven, om ons in staat te stellen op een zinvolle manier deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Waar geloof keert mensen niet van deze wereld af, maar stelt hen in staat er beter in te leven en moedigt hen aan zich in te zetten voor haar verbetering: hun licht niet onder de korenmaat te verbergen, maar op tafel te zetten.

William Penn, 1682, QF&P, 22.17.

De liefde tot het geld kan zich bijna ongemerkt uitbreiden. Datgene, waarvoor eerst onder de druk der omstandigheden werd gearbeid, kan, wanneer wij niet zeer oppassen, ongemerkt ons hart binnensluipen en daar God de plaats betwisten. Het gevaar is niet gelegen in datgene wat de mens heeft, doch in de mate, waarin zijn hart aan het geld hangt en hij er op uit is meer te verwerven en opeen te hopen.”

Britse Jaarvergadering, 1858, QF&P, 20.58.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.3  Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden
Volgende: 4.5  Een rechtvaardige samenleving ==>

4.3 Getuigenissen tegen maatschappelijke misstanden

De eerste Vrienden waren het er al over eens dat zij hun inzichten in de praktijk moesten waarmaken. Daardoor kreeg hun diepgevoelde overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn de uitwerking dat zij verschoppelingen evenzeer respecteerden als hoger geplaatsten. Dit leidde tot hun gewoonte om hun hoed niet meer af te nemen voor welk medemens ook en om iedereen te gaan tutoyeren. Omdat zij zagen dat het de armen en de machtelozen waren die het meeste leden onder de onverschilligheid van rijken en machtigen – waren dit de eerste misstanden die door de Vrienden werden aangepakt en aan de kaak gesteld.

Het strafstelsel

Al vanaf het begin in de zeventiende eeuw werden de Quakers vervolgd om hun geloofsopvattingen.
Sommige Vrienden kwamen door hun optreden in de gevangenis terecht, waar zij zich door eigen ervaring bewust werden van de erbarmelijke toestanden die daar heer-sten. Zij kregen zorg en ondersteuning van andere Vrienden, die al snel hun hulp uitbreidden tot andere gevangenen. Deze Vrienden probeerden het leed van de mensen te verzachten en begonnen ook les te geven aan de kinderen van de gevangenen, om hun meer kansen te geven op een normaal bestaan. In later jaren is vooral de naam van Elizabeth Fry (1780- 1845) bekend geworden door haar werk in de gevangenis.
Dit getuigenis wordt tot op de dag van vandaag nog uitgedragen. Vrienden bezoeken ook nu nog gevangenen en bekommeren zich om hun re-integratie. In Europees verband hebben Quakers onder andere onderzoek gedaan naar behandeling en rechten van vrouwen in gevangenissen. Via de Quaker Raad voor Europese Aangelegenheden (QCEA) in Brussel is invloed uitgeoefend op het Europese Parlement om tot uniforme regels te komen in het Europese strafstelsel, in het bijzonder voor een milde behandeling van vrouwen (en hun kinderen) in die gevangenissen.

In Amerikaanse gevangenissen is enige jaren geleden door Quakers een programma geïntroduceerd dat snel in veel landen is overgenomen en in ons land, onder de naam Alternatieven Voor Geweld Programma (AVP), door het Genootschap wordt ondersteund. Deze methode heeft ook Nederlandse Vrienden geïnspireerd om cursussen te geven in allerlei conflictsituaties, ondermeer in Palestina.

Medemenselijkheid en verantwoordelijkheid

Soms denken wij, en hopen wij dat we als maatschappij vooruitgang hebben geboekt in de loop der eeuwen. We menen dan dat we middeleeuwse praktijken zoals foltering ver achter ons hebben gelaten.
Maar kijken we om ons heen dan ontdekken we nog grote lacunes op het gebied van medemenselijkheid. Zo is foltering niet iets wat alleen in het verleden plaats vond. Ook nu komt marteling nog veel voor, zelfs door overheidsdiensten.

Vrienden hebben hiertegen altijd geprotesteerd en waren medeoprichters van Amnesty International. Ook waren zij er nauw bij betrokken toen in 1974 in Parijs, in samenwerking met Amnesty, de oecumenische vereniging ACAT werd opgericht (Actie van Christenen voor het Afschaffen van Martelen). Door inzet van Antonie van As, die als vertegenwoordigster van de Quakers in het bestuur kwam, kreeg de vereniging de gelegenheid een stevige start te maken vanuit het Quaker centrum in Parijs. De vereniging zet zich in voor de afschaffing van martelpraktijken en van de doodstraf. Wereldwijd, ook in Afrika, is sindsdien een groot aantal ACAT’s opgericht, die zich verenigden in een internationale federatie tegen martelen.

Het streven naar vrede en rechtvaardigheid werd door Keniaanse Quakers ter sprake gebracht in een moedige brief die de Friends Church in Kenia (FCK) in 2008 verzond aan de leiders van het land. In 2008 braken na frauduleus verlopen verkiezingen op grote schaal etnische onlusten uit die veel mensen het leven kostte en een grote vluchtelingenstroom op gang bracht. De Keniaanse Quakers bekritiseerden de overheid openlijk en vroegen de Keniaanse Raad van Kerken om steun. Deze schakelde ook de Wereldraad van Kerken in. Uiteindelijk oefende zelfs de Verenigde Naties druk uit op Kenia om vrede en verzoening te bewerkstelligen.

Ons geloof daagt ons uit: worden wij een verdeeld volk dat wordt meegesleurd door de stromen van wantrouwen, angst, arrogantie en haat die spanningen in de wereld veroorzaken; of besluiten wij moedig en in vertrouwen dat wij een brug kunnen worden door die elementen te verbinden die waarheid, gerechtigheid en vrede bevorderen. De jeugd heeft het over de hele linie het zwaarst te verduren. Er bestaat een ijzige kloof tussen hen en de ouderen. Zij voelen zich bedrogen. Een hongerig mens is een boos mens.”
Uit de verklaring van de Keniaanse Quakers, VK. Feb.2008.

Slavernij

In onze tijd is slavernij nog niet uitgebannen, hoewel de vormen ervan soms nieuw zijn. Daarom heeft het Europees Hof in Straatsburg in 2009 een definitie gegeven van onderworpenheid en slavernij: “Hiervan is sprake als het slachtoffer het paspoort is ontnomen, van zijn vrijheid is beroofd en in mensonwaardige omstandigheden moet leven en werken.”

De zorg die Vrienden van oudsher hadden en nog hebben voor gevangenen, grenst aan de zorg over de slavernij. Met trouwe hardnekkigheid hebben zij gestreden voor de beginselen van recht en billijkheid en tegen het onrecht dat men medemensen aandoet door hen in slavernij te houden. In de VS hebben Vrienden als John Woolman (1720-1772) de Quakers in eigen kring laten inzien dat het houden van slaven moest stoppen, waarna ook het bestuur van de staat Pennsylvania tot dat inzicht kwam. Vrienden daar hielpen nadien weggelopen slaven via een ‘Underground Railroad’ te vluchten naar veiliger gebieden, waar zij in vrijheid konden leven. En John Woolman ging zelfs naar Engeland om daar te getuigen tegen de slavernij (zie bladzijde 37). In 1727 nam de Britse Jaarvergadering een Minuut aan die het houden van slaven door Quakers afwees. In 1772 werd dit uitgebreid tot het houden van slaven door wie dan ook en in 1822 richtte de Britse Jaarvergadering zich tot de inwoners van Europa: “Het evangelie van onze Heer Jezus Christus is een systeem van vrede, van liefde, van genade, en van goede wil. De slavenhandel is een systeem van fraude en verkrachting, van geweld en wreedheid… Dat wat moreel verkeerd is kan niet politiek juist zijn.” (QF&P 23.26.).

Over de hele wereld worden ook nu nog in arme landen mensen overgehaald om ergens anders te gaan werken, waar het loon hoog zou zijn en de banen voor het opscheppen zouden liggen. Vaak worden zij slachtoffer van mensenhandel en belanden dan in een situatie die alleen maar als slavernij omschreven kan worden. Vrouwen worden gevangen gehouden en gedwongen tot prostitutie. Mannen worden gevangen gehouden en gedwongen te werken in ondergrondse en open mijnen waar op veiligheid niet wordt gelet. Ook in Nederland komt het voor dat gastarbeiders onder erbarmelijke omstandigheden moeten wonen en werken.

De opvang van de slachtoffers van mensenhandel schiet nog tekort.
Vandaag de dag wordt veel aandacht besteed aan het feit dat jonge kinderen in bepaalde landen gedwongen worden te werken, onder andere op vuilnisbelten, in tapijtweverijen, speelgoedfabrieken of de toeristenindustrie. Kinderen worden verkocht, bijvoorbeeld als jockeys bij kameelraces – een gevaarlijke sport met vaak dodelijke gevolgen. Ook worden soms kinderen ingezet om landmijnen te zoeken in landbouwgronden.
Kinderhandel en de uitbuiting van kinderen is een groter probleem dan vroeger gedacht werd. Wat die kinderarbeid laat voortduren is de gewoonte om bepaalde groepen, zoals vrouwen en kinderen, als minderwaardig en overtollig te behandelen en om met geweld te reageren, ook op geweldloze bewegingen die naar verandering streven.De al te veel voorkomende exploitatie van kinderarbeid is een schandaal.
Vrienden worden aangemoedigd om bij hun bestedingen rekening te houden met de manier waarop producten tot stand komen.
In verscheidene Afrikaanse landen zijn strijdende partijen gebruik gaan maken van kindsoldaten. Deze jongens en meisjes worden eerst blootgesteld aan zoveel vreselijk geweld dat zij afgestompt raken, waarna hun wordt geleerd met eigen wapens anderen hetzelfde geweld aan te doen. Het bevrijden van deze kinderen is niet eenvoudig, maar hun re-integratie en het verwerken en verzachten van de pijn die zij met zich meedragen is de werkelijke uitdaging. Door de inzet van onze Quakervertegenwoordiging bij de Verenigde Naties is het thema ‘kindsoldaat’ op internationale agenda’s gekomen (zie 4.6).

Discriminatie en Racisme

Vanuit de overtuiging van de gelijkwaardigheid van ieder mens is het nodig iedere vorm van superioriteitsgevoel en discriminatie te weren uit het dagelijkse leven. In het bijzonder discriminatie op grond van ras, volk, afkomst, sociale klasse, religie, seksuele geaardheid en leeftijd.

Discriminatie neemt in de loop van de jaren steeds andere vormen aan en duikt ook steeds weer op in onze Nederlandse samenleving.
Als kinderen gezien worden als rechteloos, is hun jeugd kort en zwaar, terwijl de nawerking van deze behandeling hun hele verdere leven nadelig beïnvloedt. <\p>

Vrouwen worden in veel streken als minderwaardig gezien. Zij staan hierdoor vaak bloot aan verminking en slavernij, zij krijgen geen opleiding, worden gedwongen tot het dragen van verhullende kleding of kunnen zomaar worden ingeruild voor een andere partner als hun echtgenoot het wil. Aan de standenmaatschappij van India lijkt niets veranderd te kunnen worden, zo diep geworteld is die in de geesten van mensen.

Quakers willen het getuigenis van de gelijkwaardigheid in hun leven tot uiting laten komen door hun onvoorwaardelijke acceptatie van iedere persoon.

Asielzoekers

Binnen het Genootschap heerst grote bezorgdheid over de behandeling van asielzoekers. Hierbij vormen de uitgeprocedeerden een aparte categorie en zij worden met zeer grote problemen geconfronteerd. Voor de burgerlijke stand bestaan zij niet. Ze worden door de Nederlandse overheid illegaal verklaard. Ze mogen niet werken, komen niet in aanmerking voor een huis of financiële ondersteuning. Als zij niet terug kunnen naar hun eigen land, komen zij op straat terecht en geraken soms in de criminaliteit.

In Nederland houdt de interkerkelijke stichting INLIA (Internationaal Netwerk van Lokale Initiatieven voor Asielzoekers) zich bezig met de opvang en ondersteuning van deze groep mensen. Ons Genootschap als geheel en ook de afzonderlijke Maandvergaderingen ondersteunen deze stichting op verschillende manieren.

Uitputting van onze aarde

Afgezien van de economische kant van dit onderwerp, is hier sprake van diverse sociale misstanden. Gewoonlijk is het slechts een kleine groep mensen die profiteert van bepaalde bodemschatten en natuurlijke hulpbronnen, terwijl een veel grotere groep daardoor in een underdog positie komt en in zijn leefmogelijkheden sterk wordt beperkt. Een navrant voorbeeld is de voortgaande kap van tropische regenwouden voor het oogsten van speciaal hout of voor het vrijmaken van grond voor soja-aanplant, suikerriet of oliepalm. Zowel mensen als dieren worden hiervan de dupe, terwijl de schade die aan het wereldmilieu wordt toegebracht nog nauwelijks in kaart is gebracht.

We zijn ons ook bewust geworden van de vraag: “Van wie is de zee?”
Hebben we de zee weggegeven aan de steeds ‘beter’ uitgeruste grotere vissersboten, aan een handvol wereldbewoners die eruit mag roven wat er in zit, op jacht naar geld? Of blijft de zee van ons allemaal en hebben we allemaal iets te zeggen over de manier waarop we met deze natuurlijke rijkdom moeten omgaan? Er zijn vistechnieken die de zeebodem grondig vernielen en het bodemleven letterlijk verwoesten, waarna bovendien 75 procent van de vangst dood overboord gegooid wordt als ongewenste bijvangst. Over de oceanen snellen gretige vissersschepen uit landen als Japan en Taiwan, die het de kleine vissers aan de Afrikaanse kust onmogelijk maken nog een redelijke vangst binnen te halen.
De zee is stervende. Ongelukken met olieplatforms brengen grote schade toe aan het zeeleven. Er drijven op meerdere plaatsen eilanden van plastic (de zgn. ‘plastic soep’) op het water, zo groot als half Europa. Opruimen ervan is buitengewoon moeilijk en kostbaar. Het plastic komt via de vissen in de voedselketen terecht. Heel langzaam worden hier en daar reservaten ingesteld, die het leven binnen die gebieden de kans geven zich te herstellen.
Ons Genootschap kan misschien geen invloed uitoefenen op deze gebeurtenissen, die toch ieder weer een nieuwe groep misdeelden en slachtoffers doen ontstaan. We willen echter alert blijven en proberen ook op dit gebied de meningen te doen
veranderen. Gewenning aan beelden van geweld, schrijnende armoede, de gevolgen van gebrek aan zorg en geborgenheid, overkomt ons soms zonder dat wij het merken. Zo is het van belang te beseffen dat wij – als consumenten – een deel zijn van het probleem. We kunnen er echter ook voor kiezen een deel van de oplossing te worden door bewuster te consumeren, fair trade- en duurzaam geproduceerde producten te kopen en erop te letten dat de producten die we kopen niet met kinderarbeid tot stand zijn gekomen.

Het is het gevoelen van deze vergadering dat het importeren van negers uit hun geboorteland en weg van hun familie voor Vrienden geen prijzenswaardige noch toegestane praktijk is en daarom door deze vergadering wordt afgekeurd.
Britse Jaarvergadering, 1727.

We voelen dat we op dit ogenblik nog eens onze standvastige oppositie tegen de doodstraf moeten uiten. De heiligheid van het menselijk leven is een van de fundamenten van een christelijke samenleving en kan onder geen enkele omstandigheid worden genegeerd. Wij bekommeren ons daarom om alle slachtoffers van geweld, niet alleen om de moordenaar maar ook om hen die lijden door zijn gedrag.

Britse Jaarvergadering, 1956, QF&P, 23.97.

Foltering is niet een sporadische gebeurtenis in dit of dat land, maar een moreel verderfelijke invloed die zich over de wereld heeft verspreid, zelfs tot in regeringen die prat gingen op hun beschaafde gedrag. Foltering is niet alleen systematische fysieke mishandeling maar kan ook misbruik van psychologie en andere wetenschappen en technologieën omvatten.Zal dit kwaad ons tot actie aanzetten, zoals ons Genootschap eens werd aange- spoord door het kwaad van de slavernij?

Britse Jaarvergadering, 1974, QF&P, 23.30.

Maar optimisme in de toekomst mag door niemand belachelijk gemaakt worden, al vergist het zich honderd keer. Het is de gezondheid van het leven.
Laten we dan attent zijn op de kleine tekenen, die erop wijzen dat we toch op weg zijn naar een betere samenleving.

Zoals blijkt uit het inzicht dat gevangenschap niet leidt tot betere levenshouding; en er hartelijk mee instemmen als jonge mensen, die niet uit misdadigheid, maar uit balorigheid tekeergingen, in de gelegenheid gesteld worden iets daarvan weer goed te maken, en hun straf buiten de gevangenis, in vrije tijd, als werk te ‘boeten’, zodat ze hun betrekking niet behoeven te verliezen en in de maatschappij acceptabel blijven. In Engeland wordt dit systeem al gedurende enige tijd toegepast.

Sophia Gregorius, 1981.

Helende benaderingen zoeken naar een balans tussen de behoeften van het slachtoffer, de dader en de gemeenschap, via processen die de veiligheid en waardigheid van allen in stand houden. Liz Scurfield en Martina Weitsch 2009 (Friends Quarterly no. 2).

In Quaker kringen is de laatste tijd een stroming op gang gekomen die streeft naar herstellende of helende rechtspraak. Dat is een vredelievende manier van probleemoplossing (bij schendingen van het recht en het letsel of de schade die slachtoffers daarvan werd toegebracht) als het recht wordt geschonden en de slachtoffers daardoor letsel of schade ondervinden. Deze benadering kan vele vormen aannemen: van die van internationale vredestribunalen zoals de Waarheids- en Verzoeningscommissie in postapartheid Zuid-Afrika, alsook van innovaties binnen ons strafrecht, onderwijsstelsel, sociale diensten en gemeenschapsleven.

Bij helende benaderingen verplichten zich zowel zij die letsel of schade geleden hebben, de slachtoffers, als de daders én de gemeenschappen waarvan zij deel uitmaken, aan het samen zoeken naar die oplossingen voor hun onderlinge problemen die verzoening en het herstel van de relaties inhouden. Herstellende rechtvaardigheid streeft ernaar relaties te ontwikkelen die het mogelijk maken wederzijds verantwoordelijkheid te nemen voor opbouwende reacties op misdragingen binnen onze gemeenschappen. Gemikt wordt op een evenwichtige benadering van de behoeften van zowel het slachtoffer als de dader en de gemeenschap, met behulp van processen die op heling en verzoening zijn gericht.

Liz Scurfield, 2009, Friends Quarterly, no. 2.

Terug naar inhoudsopgave

<== Vorige: 4.2  Vredesgetuigenis in de praktijk
Volgende: 4.4  Maatschappelijke verantwoordelijkheid ==>