9. Nabeschouwing

Alle getuigenissen, uitspraken,
Raadgevingen en Vragen overziende geven we tot slot volgend advies mee:

Leef avontuurlijk en bewust.
Neem risico’s
om je gezapigheid te overwinnen.
Stap over de geschillen in verleden en heden heen. Omhels diversiteit,
dat van God in eenieder groetend.
We worden altijd gecon
fronteerd met keuzes. Verwelkom ze.
Laat je leven spreken.
Evalueer je ervaringen.

Quaker Faith and Practice,
Centraal- en Zuidelijk Afrikaanse Jaarvergadering, 2009, blz. 120.

7.4 Overwegingen en Vragen voor kinderen

De overwegingen en vragen voor kinderen kunnen hulp bieden aan ouders die hun Quakergedachtegoed willen overdragen aan hun kinderen, omdat de vragen daarin meer aansluiten bij de kinderlijke belevingswereld.

VrOEM!

Quakergetuigenissen en -vragen voor kinderen

De manier waarop Quakers hun geloof willen beleven hebben zij proberen vast te leggen in woorden, die we Getuigenissen noemen. Wij geloven dat God wil dat we een goed leven leiden. De Getuigenissen vertellen ons wat Quakers daarbij het allerbelangrijkst vinden.

Als je dat wilt onthouden, denk dan aan het woord VrOEM!

Vr = Vrede

Quakers geloven dat je met oorlog en geweld geen ruzies tussen mensen kunt oplossen, maar er alleen mensen mee pijn doet. Quakers proberen hun discussies af te ronden zonder wapens en zonder woorden die kwetsen. Zij geloven dat vrede begint bij ieder van ons.

Denk er eens over na:

–  of je wel naar ieders mening luistert, ook als er ruzie is;
–  wat je moet doen als je woedend op iemand bent;
–  wat we kunnen doen om onze wereld vrediger te maken.

O = Onkreukbaarheid
Zoals je zuinig bent op een nieuw vel tekenpapier, zodat het niet zal kreuken, zo willen Quakers zuinig zijn op het leven en dat van anderen. Zij willen eerlijk zijn en altijd goed werk leveren. Als ze zeggen wat ze bedoelen, willen ze dat ook menen. Met een moeilijk woord heet dat: integer zijn. Het is: met respect en zonder egoïsme met ander mensen omgaan. Denk er eens over na:

  • –  probeer je in elke situatie altijd eerlijk te zijn?
  • –  probeer je wat je doet, zo goed mogelijk te doen?
  • –  wat betekent het: voor andere mensen respect te hebben?

E = Eenvoud Quakers denken dat als je steeds probeert nieuwe en betere dingen te krijgen, dat je
dan vergeet een goed mens te zijn. Door het hebben van veel leuke kleren, speelgoed of spelletjes raken we soms achter bij ons (school)werk. Of we gaan denken dat die zaken belangrijker zijn dan de mensen om ons heen. Daarom besteden we niet veel aandacht aan ‘mode’ en aan wat ‘in’ is.
Denk eens na:

–  zijn mijn bezittingen belangrijker dan mijn vrienden en familie?
–  wil ik iets soms alleen hebben om ‘cool’ te lijken?
–  wat is leuk om te doen, terwijl het niets kost?

M = Medemens Quakers geloven dat er iets van God is in ieder mens. Dat dus elk mens heel waardevol is. Dat betekent dat iedereen dezelfde mensenrechten heeft en eerlijk moet worden behan- deld. Daarnaast vinden Quakers ook dat het belangrijk is om een goede buur te zijn. Om hulpvaardig te zijn voor onze familie, onze vrienden, medeleerlingen, leraren en mensen in nood. Om eens een klusje op te knappen voor een ander of iemand te bezoeken die alleen is. En niet te vergeten: om met elkaar plezier te maken!
We noemen dit de Getuigenissen van Gelijkheid en Gemeenschap. Denk er eens over na:

–  hoe doe je dat, eerlijk zijn tegen andere kinderen?
–  moet je iets doen als een ander onvriendelijk wordt behandeld?
–  hoeveel durven we te delen met een ander?
–  leer je elkaar beter kennen als je samen plezier maakt?

! = De Aarde Het uitroepteken wil zeggen: let op! We kunnen vreedzaam leven, met respect voor onze medemens en sober, maar we doen dat op onze aardbol. Deze aarde is de enige die we hebben. Die is er niet alleen voor ons, maar was er al voor onze voorouders en moet er nog zijn voor alle volgende generaties. We hebben de aarde niet in bezit, maar slechts te leen. Laten we dan ook zorgen dat we die mooie planeet niet vernielen, dat we voorzichtig omgaan met dieren en planten. Dat we de bodemschatten zuinig gebruiken, zodat we de aarde niet uitputten.
Denk er eens over na:

  • –  probeer je zo min mogelijk te verspillen?
  • –  hoe kun je genieten van de aarde en er ook op passen?

7.1 Historische achtergrond

De Raadgevingen en Vragen – zoals ze van oudsher werden genoemd – zijn bedoeld om te gebruiken in de Stille Samenkomsten, bij stille inkeer en reflectie, als een uitdaging en inspiratie in ons persoonlijk leven en ons leven als geloofsgemeenschap. Zij geven in beknopte vorm een indruk van ons geloven en werken. Ze zijn al in de zeventiende eeuw ontstaan toen de Britse Jaarvergadering in 1682 besloot de Maandvergaderingen de volgende drie vragen te stellen.

De eerste vraag was welke Vrienden sinds de laatste Algemene Vergadering overleden waren. De tweede vraag was welke Vrienden omwille van hun getuigenis in de gevangenis beland waren sinds de laatste Algemene Vergadering. De derde vraag luidde: Hoe is de Waarheid gegroeid onder jullie sinds de laatste Algemene Vergadering en hoe staat het met de vrede en eenheid onder de Vrienden? Deze eerste vragen waren bedoeld om feitelijke informatie over de Vrienden te verzamelen, inzicht in de ontwikkeling van het Genootschap te krijgen en vast te stellen of er ergens ondersteuning nodig was.

De drie vragen werden later uitgebreid naar zes. Vanaf 1700 werd een formele schriftelijke reactie gevraagd aan de Maandvergaderingen. Daardoor begon ook het karakter van de vragen te veranderen. Toen de Britse Jaarvergadering midden achttiende eeuw leden verloor en kleiner werd, bezocht een soort visitatiecommissie alle Maandvergaderingen. Deze commissie vroeg om – wat toen heette – de Raadgevingen en Vragen regelmatig te lezen en te beantwoorden.

Periodiek werden de raadgevingen en vragen herzien in de daaropvolgende eeuw. De Vrienden werden beïnvloed door de evangelische beweging en dit kwam tot uiting in de herziening van 1833. De Raadgevingen en Vragen werden toen geheel herschreven en uitgebreid. Begin negentiende eeuw begonnen de Vrienden kritische vragen te stellen rond de traditionele praktijken van het Genootschap, met inbegrip van het periodieke lezen en beantwoorden van de Raadgevingen en Vragen. De waarde ervan voor reflectie als individuele Vrienden én als Maandvergaderingen werd vanaf het begin benadrukt en als belangrijker gezien dan de formele beantwoording, die dan ook werd afgeschaft. Veel Maandvergaderingen namen de gewoonte aan om een van de Raadgevingen en Vragen te lezen aan het begin of het slot van een Stille Samenkomst.

Pas in 1928 werden de Raadgevingen en Vragen opnieuw herzien. Tegen die tijd stonden de Vrienden onwennig tegenover het enigszins evangelische taalgebruik en wensten zij ook meer nadruk op de maatschappelijk inzet van Quakers. De raadgevingen over gesproken bijdragen in de Stille Samenkomsten werden toen zo herschreven dat Vrienden die aarzelen te spreken in de Stille Samenkomst worden aangemoedigd dit wel te doen.

In 1949 werd het taalgebruik opnieuw aan de tijd aangepast. Bij een herziening in 1964 werd een aantal verwijzingen naar nieuwe maatschappelijk verschijnselen in de Raadgevingen en Vragen opgenomen. Weer twintig jaar later ontstond opnieuw een vraag naar herziening. Er was kritiek op de masculiene en soms ook theologische formuleringen. Toen de Britse Jaarvergadering in 1986 een commissie benoemde om het gehele Quaker Faith and Practice te herzien werden ook de Raadgevingen en Vragen weer herschreven. Dit resulteerde in een conceptversie van de Raadgevingen en Vragen die eerst een tijdlang beproefd werd door de Maandvergaderingen. Op basis van de reacties bood de commissie een bijgewerkte versie aan in 1994, die door de Britse Jaarvergadering werd goedgekeurd. De huidige Nederlandse hertaling van de Raadgevingen en Vragen is op die laatste, door de Britse Jaarvergadering in 1994 goedgekeurde versie gebaseerd, maar grondig hertaald en bij de tijd gebracht.
In de loop der tijd meenden sommigen onder ons dat de Raadgevingen en Vragen soms wat bevoogdend zijn, alleen de naamgeving Raadgevingen al!
Daarom is hier gekozen voor de bewoordingen Overwegingen en Vragen.

<– Vorige: 6.5 Lidmaatschap
Volgende:7.2  Inleiding en verantwoording bij de Overwegingen en Vragen –>

Inhoud

6.5 Lidmaatschap

Belangstellenden die gedurende enige tijd hebben deelgenomen aan de Stille Samenkomsten en andere activiteiten van de Maandvergadering in hun regio kunnen tot het besluit komen lid te worden. Het lidmaatschap betekent het aanvaarden van discipelschap binnen een ruim christelijk en religieus perspectief en het accepteren van onze Quaker traditie, waarbij de wijze waarop we leven even belangrijk is als de getuigenissen die ons dierbaar zijn. Lidmaatschap wordt gekenmerkt door elementen als toewijding en verantwoordelijkheid, maar ook vreugde en viering. Lidmaatschap is een openbare aanvaarding van wezenlijke elementen van het Quakerzijn: het zoeken naar de leiding van de Geest, de Stille Samenkomst en de wijze van besluitvorming in de Samenkomst voor Zaken en de getuigenissen als de uitdrukking van innerlijke overtuiging (zie Quaker getuigenissen, blz. 83.)

Door het lidmaatschap aan te vragen bevestigt men de aard van de gemeenschap en aanvaardt men de verantwoordelijkheid daaraan actief bij te dragen. Lidmaatschap vraagt om toewijding aan haar waarden en daadwerkelijke deelname aan de Quaker gemeenschap en haar activiteiten.

Een lidmaatschapsaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij de Schrijver van de Maandvergadering in de regio. In deze brief kan enige informatie gegeven worden waarom de aanvrager zich aangetrokken voelt tot het Religieus Genootschap der Vrienden. Tijdens de eerstvolgende Zakenvergadering zal de Schrijver de aanvraag onder de aandacht van de Vrienden brengen en worden twee Vrienden aangewezen om het aspirant-lid te bezoeken. Deze Bezoekende Vrienden zullen in gesprek met het aspirant-lid nagaan of deze vertrouwd is met ons Genootschap en de verantwoordelijkheden die het lidmaatschap inhoudt. Het bezoek is niet bedoeld als een toelatingsgesprek maar om na te gaan of de betrokken partijen er goed aan doen deze verbintenis aan te gaan. Dit gesprek biedt de gelegenheid het aspirant-lid op een meer persoonlijke manier te leren kennen en voor het aspirant-lid om dieper in te gaan op typische Quaker waarden en getuigenissen en daar met meer ervaren Vrienden over te praten. Het is gebruikelijk dit gesprek te laten beginnen en af te sluiten met een korte periode van stilte. Van aspirant-leden wordt verwacht dat zij zich verdiept hebben in onze Quaker geschiedenis, getuigenissen en activiteiten en organisatie- en besluitvormingsstructuur.

De Bezoekende Vrienden brengen over hun bevindingen schriftelijk verslag uit aan de Maandvergadering. In de eerstvolgende Zakenvergadering wordt dit verslag voorgelezen en door de Bezoekende Vrienden toegelicht. Het aspirant-lid, indien aanwezig, zal gevraagd worden de vergadering te verlaten terwijl de Maandvergadering de lidmaatschapsaanvraag behandelt. Vrienden dienen zorgvuldig om te gaan met gevoelige persoonlijke informatie die tijdens het gesprek met de Bezoekende Vrienden aan de orde is gekomen. Aanvragen worden meestal positief verwelkomd. In een enkel geval krijgt het aspirant-lid in het gesprek met de Bezoekende Vrienden het advies wat meer tijd te nemen om zich vertrouwd te maken met onze Quaker gemeenschap. In heel uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een lidmaatschapsaanvraag afgewezen wordt.

Wanneer de Zakenvergadering meent dat het goed is iemand als lid te verwelkomen zal
de Schrijver hiervan een Minuut maken en een kopie daarvan aan het nieuwe lid en aan de Schrijver van de Jaarvergadering sturen. Bij de eerstvolgende Algemene Vergadering kunnen nieuwe leden van Maandvergaderingen welkom geheten worden en ingeschreven worden in een ledenregister met verwijzing naar de Minuut van de Maandvergadering. Vrienden die voor langere tijd naar een andere plaats of ander land verhuizen kunnen hun lidmaatschap van hun oude Maandvergadering naar de nieuwe over laten schrijven. Hiertoe kunnen Vrienden de Schrijver van de Maandvergadering waarvan zij lid zijn verzoeken dit te doen. Dit wordt gewoonlijk gedaan in de vorm van een Minuut die aan de andere Maandvergadering gestuurd wordt.

Als een Vriend zijn of haar lidmaatschap wil beëindigen wordt dit schriftelijk medegedeeld aan de Schrijver van de Maandvergadering. Deze brief wordt op de eerstvolgende Zakenvergadering behandeld. Twee Vrienden worden benoemd die een gesprek voeren om met de betrokken Vriend te spreken over de redenen om het lidmaatschap te beëindigen. De Bezoekende Vrienden brengen hun verslag uit aan de Maandvergadering. Het lidmaatschap van de betrokken Vriend blijft nog van kracht. Na een jaar wordt deze Vriend gevraagd of hij/zij bij de opzegging blijft. Is dit het geval dan wordt dit bij Minuut vastgesteld en doorgegeven aan de Schrijver van de jaarvergadering.

Wanneer een Vriend overlijdt wordt in de eerstvolgende Zakenvergadering hiervan een Minuut gemaakt. Een kopie van deze Minuut wordt aan de Schrijver van de jaarvergadering gestuurd.

Advies aan Bezoekende Vrienden
Probeer zodanig een tijdstip en plaats met het kandidaat-lid af te spreken, dat in alle rust en openheid een gesprek kan plaats vinden. Het is goed het gesprek te beginnen met een korte stilte en probeer het ook te beëindigen met een stilte. Maak aan het begin van het gesprek aan het kandidaat-lid duidelijk wat de bedoeling van het gesprek zal zijn.
Om de Maandvergadering in de gelegenheid te stellen een goed besluit te nemen over een lidmaatschapsaanvraag zullen de bezoekende Vrienden in het gesprek met een kandidaat-lid vooral na dienen te gaan of hij/zij een bescheiden leerling wil zijn in de school van Jezus; dat hij/zij zich richt naar het Licht; dat hij steun ervaart door en in onze Stille Samenkomsten, ondanks het ontbreken van uiterlijke vormen. Wij zijn overtuigd dat onze getuigenissen een uitvloeisel zijn van de geloofservaring van de Vrienden, maar dat een volledige overeenstemming met ons, wat betreft geloof of levensstijl niet hoeft te worden verlangd.
Toch dient men zich er zorgvuldig van te vergewissen of een kandidaat-lid het eens is met de opvattingen en praktijken van de Vrienden, niet zozeer theoretisch, maar in het besef dat deze een uitvloeisel zijn van een oprecht geloof in God, zoals dit is geopenbaard in het leven van Jezus en zich nog altijd als een Licht openbaart in de harten van de mensen.
De kandidaat dient op de hoogte gebracht te worden van de verantwoordelijkheden die het lidmaatschap met zich meebrengt: dat men niet alles geven noch ontvangen kan wat het lidmaatschap inhoudt als men niet regelmatig aan Stille Samenkomsten en Zakenvergaderingen deelneemt en een passend aandeel neemt in de werkzaamheden van het Genootschap en de verantwoordelijkheid daarvoor.
Leven uit het Innerlijk Licht, 1952, blz. 266-270 (bewerkt) en Leidraad Bezoekende Vrienden Amsterdamse MV.

“Rechten” verkrijgt men niet door het lidmaatschap; zelfs niet het recht om zich op dit lidmaatschap te beroepen, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘ik ben immers Quaker’. Men kan hoogstens zeggen: zo moet ik om mijn gewetens wil handelen, en daarom behoor ik tot de Quakers! Het Genootschap der Vrienden is geen vereniging waarvan men lid wordt en waarvoor men weer bedankt! Het is ook niet voldoende, wanneer men zegt: ik ben humanist en de arbeid der Quakers is mij uiterst sympathiek; of: ik heb mijn leven geheel in dienst van de naastenliefde gesteld. Dat zijn allemaal zeer belangrijke dingen maar bij de kwestie van het lidmaatschap gaat het niet om een vraag van ons aan het Genootschap, maar om een, die het Genootschap aan ons stelt, en dat is de kwestie der verantwoordelijkheid.

Instemming met het geloof en werken van het Genootschap is zeker voorwaarde voor het lidmaatschap, maar in de instemming zonder meer ligt nog iets passiefs. Lidmaatschap echter betekent activiteit, zij het dan niet in de vaak voorkomende zin van activiteiten tot elke prijs. Manfred Pollatz 1936.

De Quaker groep is van gevoelen dat Vrienden op zijn minst drie jaar Quaker moeten zijn geweest om te kunnen worden gekozen tot Bezoekende Vrienden voor lidmaatschap. Haagse Maandvergadering, Minuut 20, 1937.

Essentieel betekent ons Genootschap, als zodanig, niets, d.w.z. het formele lidmaatschap ervan sluit niet een beter, of zelfs ook maar ander “christen zijn” in. Wij willen slechts met elkaar en met anderen in stilte samenkomen, omdat wij ervaren hebben, dat, waar twee of meer in Christus’ naam verenigd zijn, Hij met ons is. Hier vinden wij de bron van eeuwig leven.
Eg van Meer, 1957.

Mijn dochter moest een voordracht houden over de Quakers in de hoogste klas der middelbare school. Zij riep mijn hulp hierbij in. Ik wist niets van de Quakers af, maar had in de krant gelezen dat er iedere zondag op het Raphaelplein een Quaker dienst gehouden werd. Daar trokken wij toen samen enkele keren heen. Zij was meer geboeid dan ik. Die vreemde stilte maakte me onrustig.

Enige tijd verliep. Ik maakte toen een heel moeilijke tijd door en vond geen oplossing in een gewetensconflict. Na enkele maanden bezocht ik weer een meeting. Toen was het dat in mij een sterk licht begon te schijnen. Ik ervoer met zekerheid de alles omvattende liefde van God. Ik wist vanuit de ervaring ook hoe ik moest handelen. Sindsdien had ik een sterke behoefte de zondagse meetings mee te maken, een grote vreugde vervulde mij.

Emilie Frenkel, 1960.

Een heel belangrijke factor was mijn gevoel dat ik er eigenlijk al bij hoorde, dat het lid worden het bevestigen was van een bestaande toestand. Bepalend was verder mijn overtuiging dat de wijdingssamenkomst mij dichter tot God bracht dan enig andere vorm van eredienst. De plezierige persoonlijke verhoudingen en de openheid waarmee ik van het begin af tegemoet getreden was speelden ook een belangrijke rol. Dan was er de verbondenheid met Vrienden in andere landen en het werk dat door de Vrienden werd en wordt gedaan om anderen te helpen, om betere verhoudingen te bevorderen en door beter begrip de vrede dichterbij te brengen. Tenslotte was er de verdraagzaamheid en eerbied voor andere religieuze opvattingen, zowel onder elkaar als in het werken en spreken met andersdenkenden. Mien Schreuder, 1960.

Ik heb al even genoemd het vrije karakter van het Genootschap. Enkele elementen daarvan zijn: geen menselijke leiding en geen opgelegde godsdienstige of maatschappelijke dogma’s. Maar dit wil niet zeggen dat het lid-zijn van het Genootschap een vrijblijvende zaak is. Immers, het trachten te luisteren naar de innerlijke stem en de bereidheid daaraan te gehoorzamen, zal, als het goed is, de basis zijn van ons persoonlijk en gemeenschappelijk leven.

Adolf Woldendorp, 1972.

Quaker worden was voor mij niets meer of minder dan het besluit om mezelf voortaan aan te laten spreken op de Quakeridealen, het besluit om mijn ideeën en mijn handelen te delen met (andere) Quakers, zodat ze me zouden kunnen helpen om die ideeën en dat handelen beter in overeenstemming te brengen met mijn (onze) idealen.

Wim Nusselder, 1985.

Als voornaamste voorwaarde waaraan iemand die het lidmaatschap aanvraagt moet worden getoetst werd altijd door de Engelse Vrienden genoemd dat hij/zij ‘een nederige leerling in
de school van Christus is’. In de praktijk wordt hier niet altijd op gelet. Het kan zijn dat de werkelijkheid van de Inwaartse/Uitwaartse reis niet de nadruk krijgt en dat sommigen lid
worden omdat zij het vredesgetuigenis of een andere activiteit steunen, zonder dat ze beseffen dat Quakeractiviteiten voortvloeien uit een geestelijke bron. Dit kan leiden tot individualisme en het verlies van de gemeenschappelijke relatie tot God.
Henk Ubas, 2001.

<– Vorige: 6.4 Quaker Organisatie
Volgende: 7.1: Overwegingen en Vragen: historische achtergrond –>

Inhoud

6.3 Gesprek vanuit de stilte

Het Gesprek vanuit de Stilte is een samenkomst die vooral bedoeld is om gevoelens en gedachten met elkaar te delen. Meestal is het geconcentreerd rondom een bepaald onder- werp dat vooraf kort wordt ingeleid.

Net als in andere Quaker samenkomsten is de stilte een belangrijk hulpmiddel om ook tijdens zo’n gesprek in contact te blijven met “dat van God in ieder mens”. Stilte vormt een open ruimte waarin Vrienden zich samen geborgen kunnen voelen zodat ze zich vrij kunnen uiten.

De stilte geeft iedereen de gelegenheid om intens te luisteren naar de ander, maar ook naar zichzelf en zo de motieven te overwegen van waaruit men iets wil zeggen. Deze motieven kunnen veelsoortig zijn: de wil om te troosten, te imponeren, te helpen, terecht te wijzen, de aandacht te trekken, de stilte te verdrijven… Echte communicatie ontstaat pas als de woorden iets meedelen over dat wat werkelijk in degene die spreekt zelf leeft. De woorden zijn in dat geval niet bedoeld om iets in de omgeving te bewerkstelligen, maar om een zo getrouw mogelijk beeld te schetsen van wat er ten diepste in het innerlijk leeft en beweegt. Meestal levert dit geen woordenstroom op, maar eerder een stamelend zoeken naar die woorden die de innerlijke mens aan de buitenwereld kunnen openbaren. Woorden die niet kunnen kwetsen en niet weersproken kunnen worden.

Het Gesprek vanuit de Stilte is als een vijver met stil, helder water, waar de gesprekspart- ners omheen zitten.[1] De gesproken bijdrage is als een steentje dat in het water wordt geworpen. De bewegingen die in het water ontstaan zijn als de emoties die door de bijdrage in de aanwezigen wordt opgewekt. De deelnemers wachten in stille aandacht hoe alle beweging en rimpeling in het water tot rust komt. Vanaf dat moment is er ruimte voor een nieuwe gesproken bijdrage. Aan het einde van het gesprek vormen de stenen op de bodem van de vijver een mozaïek dat tot slot van het gesprek nog enige tijd in stilte door alle deelnemers wordt overdacht en overwogen.

Door onbevangen en intens te luisteren naar wat een ander zegt, stimuleer je deze om zijn of haar diepste gevoelens te verwoorden. Dit werkt bevrijdend. Woorden die vanuit het hart van een spreker komen, hebben vaak het vermogen om diep door te dringen in het hart van de luisteraar. Zo komt echte communicatie tot stand. Net als bij de Stille Samen- komst is ook de bijdrage van degenen die het gesprek zwijgend met hun stille aandacht dragen, van grote waarde.

Wat ik het meest gewaardeerd heb tijdens mijn tijd op Woodbrooke was de mogelijkheid deel te nemen aan gesprekken vanuit de stilte. Ik geloof dat deze van fundamentele betekenis zijn voor individuele geestelijke groei en persoonlijk welbevinden en voor de gezondheid van de gemeenschap waarvan men een actief lid is. Ik ontwikkel een capaciteit om beter te luisteren naar ontboezemingen van zorgen en vreugde wanneer anderen vertellen over hun geestelijke reizen. Er is de voorzichtige hoop dat we op begrip mogen rekenen bij ons onhandig proberen te communiceren. Moed groeit echter als we de zorg van anderen ervaren waar wij diepe pijn voelen. Meevoelend luisteren vraagt de inzet van heel het hart. Het is door wilskracht en om niet dat we in staat gesteld worden vertrouwen en geestelijke intimiteit te bereiken.

Kathy Tweet, 1933, QF&P, 2.80.

<– Vorige: 6.2 Samenkomst ter Verheldering
Volgende: 6.4 Quaker organisatie –>

Inhoud