Kleur bekennen

Door Marianne IJspeert

Sinds die verschrikkelijke oorlog is uitgebroken in Oekraïne, zien we steeds vaker geel-blauwe vlaggen verschijnen. De bedoeling is duidelijk. Degene die hem uithangt wil zijn/haar solidariteit met het Oekraïense volk tonen, dat het zwaar te verduren heeft. Maar moet je daarvoor een nationale vlag gebruiken? Het leed beperkt zich niet tot de landsgrenzen.

Ik zag zelfs een geel-blauwe vlag bij een kerkgebouw. Persoonlijk vind ik dat nationale vlaggen niet bij kerkgebouwen horen, ook de Nederlandse niet. We hebben in dit land gelukkig nog steeds een scheiding tussen kerk en staat. De kerk mocht zelfs een eigen beleid voeren wat betreft de corona- maatregelen. Voor vredeskerken is de scheiding tussen kerk en staat extra belangrijk in verband met het leger, dat onder verantwoordelijkheid van de staat valt.

Een zeer bekende Psalmtekst is ‘de Heer is mijn herder’. Ik noem hem wel de kortste en bondigste geloofsbelijdenis. Het woord ‘herder’ heeft in de Bijbel ook een politieke lading. De vraag ‘wie is je herder?’ betekent dan: door wie wil je je laten regeren of leiden? Wiens gezag erken je?

Als je zegt: ‘Míjn herder is de Heer’, dan heeft dat politieke consequenties. Maar ook als je zegt dat je je laat leiden door de Geest of het Licht, wat veel Quakers doen, dan komt dat op hetzelfde neer. Dan zou je eigenlijk geen an- der gezag moeten erkennen dan dat van de Goede Herder, de Geest of het Licht, dat ieder mens verlicht. Dan wordt de wereldse overheid secundair. En dan worden we wereldburgers in plaats van staatsburgers.

Nationalisme is iets heel gevaarlijks, zeker in oorlogstijd. Maar de mensheid lijkt er nog niet aan toe om dat los te laten. Op het Quakercentrum ontvan- gen we nog altijd het blad van de Wereld Federalisten Beweging Nederland (WFBN) een heel idealistische organisatie, waar Edy Korthals Altes ook lid van was. De WFBN, die in 1948 is opgericht, streeft naar een duurzame en democratische wereldrechtsorde, met respect voor de rechten van de mens. In Bijbelse termen komt dit overeen met het Koninkrijk van God of het Vre- desrijk, waarin gerechtigheid en vrede heersen. Laten we dat ideaal voor ogen houden, zeker nu ons vredesgetuigenis onder druk komt te staan. En een wereldvlag of vredesvlag uithangen om onze verbijstering te tonen over zoveel schendingen van het internationaal recht.

Gedachten over de oorlog

Door Irene Visser

Toen Sytse me vroeg om mijn gedachten en wellicht worsteling over de oor- log in Oekraïne op papier te zetten voor het volgende nummer van de Vriendenkring, was dit zijn inleiding: De oorlog in Oekraïne roept veel afschuw en verdriet maar ook solidariteit op. De eerste reactie is: verdediging en hoop dat de vijand tegengehouden wordt. Toch hebben wij als Quakers ook andere gedachten en een belangrijk concern: geweldloosheid, tegengaan van de wapenwedloop, de spiraal van oorlog en grof geweld doorbreken om een duurzame vrede te bereiken: Ons Vredesgetuigenis. Daarmee gaf hij precies de twee perspectieven weer waar wij, Quakers, en waarschijnlijk ook veel andere mensen mee worstelen. Hebt uw vijanden lief…hoe ver staat dat af van de afschuw die Poetin oproept.

Het is niet gemakkelijk om over het dilemma dat Sytse schetst te schrijven. Ik heb heel wat pogingen gedaan en ook weer weggegooid. Het is geen worsteling om te beschrijven hoe ik over de oorlog in Oekraïne denk, omdat die net als alle oorlogen wreed, vernietigend, en nietsontziend is. Ik kan de agressor in het Kremlin veroordelen en hem een Oorlogsmisdadiger noemen. Mijn hart krimpt samen als ik lees over het leed dat mensen wordt aangedaan. Hoe verleidelijk is het dan om het perspectief van kritiek, afschuw, maar ook van angst en retributie, dus gewelddadigheid, te kiezen. Dat lijkt de enige ‘normale’ reactie, en het is zeker mijn eerste opwelling geweest. Die reactie werpt een donkere schaduw over deze weken van voortgaande oorlogvoering, waarvan het einde nog ver lijkt te zijn. Daarbij is het ten tijde dat ik dit schrijf ook nog eens de veertigdagentijd, of lijdenstijd, waarin we stilstaan bij de veroordeling, marteling en executie van een onschuldige.

Boven mijn bureau hangt de bekende spreuk van George Fox: “Walk cheer- fully over the world, answering that of God in everyone.” Dat lijkt een spreuk voor betere tijden, zeker niet voor nu. Want opgewekt je gang gaan en het goede zien in iedereen, ook als je weet dat Oekraïense ziekenhuizen en scholen worden gebombardeerd? Een calvinistisch stemmetje in mijn hoofd houdt me voor dat zo’n houding toch echt niet kan: “vrolijk zijn ter- wijl anderen het zo moeilijk hebben! hoe kun je dat maken als er zoveel leed gaande is, wat kortzichtig! (enzovoort).” Is het inderdaad kortzichtig, of zelfs egoïstisch, om vast te houden aan opgewektheid en naastenliefde?

Die vraag werd voor mij luid en duidelijk beantwoord toen ik een interview las met Robert Muller.
Robert Muller (1923-2010) studeerde rechten en economie en was bijna veertig jaar werkzaam bij de VN. Hij zette zich in voor het milieu, onderwijs, een rechtvaardige economie, en vooral voor vrede in de wereld. Hij was medeoprichter van de VN Universiteit voor de Vrede en werd meermalen voorgedragen voor de Nobel-prijs voor de Vrede. In het interview dat ik las, vertelt Muller over ‘gelukkig zijn’ als kernwaarde in zijn leven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij gevangene van de Duitsers, opgesloten met anderen in een krappe cel, waarin de zuurstof schaars was. Een emmer deed dienst als toilet en de stank was vreselijk. In die wanhopige situatie dacht Muller aan wat hij had gelezen bij Emile Coué, een filosoof die hij erg bewonderde. Hij herinnerde zich dat Coué van mening is dat geluk niet iets is wat van buitenaf komt, maar dat het een innerlijk kracht is, waaruit je kunt putten. Coués opmerkelijke les was om die kracht op te zoeken en altijd ‘de gelukkigste mens’ op aarde te zijn, ongeacht je omstandigheden. Het lukte Muller om in zichzelf te keren en daar vreugde en kracht te vinden, waardoor het leven in de cel draaglijk werd. Tijdens die momenten gebeurde er iets mysterieus, vertelt hij; een sprong tussen negativiteit en positiviteit, een onbegrijpelijke maar wel alles- doordringende ervaring, die hij de rest van zijn leven bleef opzoeken. Soortgelijke wonderlijke ervaringen zijn ook beschreven door Viktor Frankl, Václav Havel en Nelson Mandela over hun perioden van gevangenschap. Hoe wonderlijk, om in de moeilijkste perioden van het leven zo’n grote innerlijke kracht te ontdekken. Muller noemt het een mysterie. Als er zich problemen voordeden bij zijn werk voor de VN nam Muller de tijd om zich te concentreren op de positieve innerlijke kracht, waardoor optimisme en energie weer terugkeerden.
Mullers laatste uitspraak in het interview maakt duidelijk hoe belangrijk opgewektheid voor ons is, hoe somber de situatie ook is: “het is een enorm dwaze en kortzichtige houding om ongelukkig te zijn, ondankbaar te zijn en geen ontzag en waardering te ervaren voor het grootse geschenk van dit leven.” Daarmee legt hij mijn calvinistische stoorzendertje effectief het zwijgen op. Het is nooit kortzichtig, hoe de omstandigheden ook mogen zijn, om opgewekt door het leven te gaan.

Ik laat de spreuk boven mijn bureau hangen:

Walk cheerfully over the world, answering that of God in everyone.

6.5 Lidmaatschap

Belangstellenden die gedurende enige tijd hebben deelgenomen aan de Stille Samenkomsten en andere activiteiten van de Maandvergadering in hun regio kunnen tot het besluit komen lid te worden. Het lidmaatschap betekent het aanvaarden van discipelschap binnen een ruim christelijk en religieus perspectief en het accepteren van onze Quaker traditie, waarbij de wijze waarop we leven even belangrijk is als de getuigenissen die ons dierbaar zijn. Lidmaatschap wordt gekenmerkt door elementen als toewijding en verantwoordelijkheid, maar ook vreugde en viering. Lidmaatschap is een openbare aanvaarding van wezenlijke elementen van het Quakerzijn: het zoeken naar de leiding van de Geest, de Stille Samenkomst en de wijze van besluitvorming in de Samenkomst voor Zaken en de getuigenissen als de uitdrukking van innerlijke overtuiging (zie Quaker getuigenissen, blz. 83.)

Door het lidmaatschap aan te vragen bevestigt men de aard van de gemeenschap en aanvaardt men de verantwoordelijkheid daaraan actief bij te dragen. Lidmaatschap vraagt om toewijding aan haar waarden en daadwerkelijke deelname aan de Quaker gemeenschap en haar activiteiten.

Een lidmaatschapsaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij de Schrijver van de Maandvergadering in de regio. In deze brief kan enige informatie gegeven worden waarom de aanvrager zich aangetrokken voelt tot het Religieus Genootschap der Vrienden. Tijdens de eerstvolgende Zakenvergadering zal de Schrijver de aanvraag onder de aandacht van de Vrienden brengen en worden twee Vrienden aangewezen om het aspirant-lid te bezoeken. Deze Bezoekende Vrienden zullen in gesprek met het aspirant-lid nagaan of deze vertrouwd is met ons Genootschap en de verantwoordelijkheden die het lidmaatschap inhoudt. Het bezoek is niet bedoeld als een toelatingsgesprek maar om na te gaan of de betrokken partijen er goed aan doen deze verbintenis aan te gaan. Dit gesprek biedt de gelegenheid het aspirant-lid op een meer persoonlijke manier te leren kennen en voor het aspirant-lid om dieper in te gaan op typische Quaker waarden en getuigenissen en daar met meer ervaren Vrienden over te praten. Het is gebruikelijk dit gesprek te laten beginnen en af te sluiten met een korte periode van stilte. Van aspirant-leden wordt verwacht dat zij zich verdiept hebben in onze Quaker geschiedenis, getuigenissen en activiteiten en organisatie- en besluitvormingsstructuur.

De Bezoekende Vrienden brengen over hun bevindingen schriftelijk verslag uit aan de Maandvergadering. In de eerstvolgende Zakenvergadering wordt dit verslag voorgelezen en door de Bezoekende Vrienden toegelicht. Het aspirant-lid, indien aanwezig, zal gevraagd worden de vergadering te verlaten terwijl de Maandvergadering de lidmaatschapsaanvraag behandelt. Vrienden dienen zorgvuldig om te gaan met gevoelige persoonlijke informatie die tijdens het gesprek met de Bezoekende Vrienden aan de orde is gekomen. Aanvragen worden meestal positief verwelkomd. In een enkel geval krijgt het aspirant-lid in het gesprek met de Bezoekende Vrienden het advies wat meer tijd te nemen om zich vertrouwd te maken met onze Quaker gemeenschap. In heel uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een lidmaatschapsaanvraag afgewezen wordt.

Wanneer de Zakenvergadering meent dat het goed is iemand als lid te verwelkomen zal
de Schrijver hiervan een Minuut maken en een kopie daarvan aan het nieuwe lid en aan de Schrijver van de Jaarvergadering sturen. Bij de eerstvolgende Algemene Vergadering kunnen nieuwe leden van Maandvergaderingen welkom geheten worden en ingeschreven worden in een ledenregister met verwijzing naar de Minuut van de Maandvergadering. Vrienden die voor langere tijd naar een andere plaats of ander land verhuizen kunnen hun lidmaatschap van hun oude Maandvergadering naar de nieuwe over laten schrijven. Hiertoe kunnen Vrienden de Schrijver van de Maandvergadering waarvan zij lid zijn verzoeken dit te doen. Dit wordt gewoonlijk gedaan in de vorm van een Minuut die aan de andere Maandvergadering gestuurd wordt.

Als een Vriend zijn of haar lidmaatschap wil beëindigen wordt dit schriftelijk medegedeeld aan de Schrijver van de Maandvergadering. Deze brief wordt op de eerstvolgende Zakenvergadering behandeld. Twee Vrienden worden benoemd die een gesprek voeren om met de betrokken Vriend te spreken over de redenen om het lidmaatschap te beëindigen. De Bezoekende Vrienden brengen hun verslag uit aan de Maandvergadering. Het lidmaatschap van de betrokken Vriend blijft nog van kracht. Na een jaar wordt deze Vriend gevraagd of hij/zij bij de opzegging blijft. Is dit het geval dan wordt dit bij Minuut vastgesteld en doorgegeven aan de Schrijver van de jaarvergadering.

Wanneer een Vriend overlijdt wordt in de eerstvolgende Zakenvergadering hiervan een Minuut gemaakt. Een kopie van deze Minuut wordt aan de Schrijver van de jaarvergadering gestuurd.

Advies aan Bezoekende Vrienden
Probeer zodanig een tijdstip en plaats met het kandidaat-lid af te spreken, dat in alle rust en openheid een gesprek kan plaats vinden. Het is goed het gesprek te beginnen met een korte stilte en probeer het ook te beëindigen met een stilte. Maak aan het begin van het gesprek aan het kandidaat-lid duidelijk wat de bedoeling van het gesprek zal zijn.
Om de Maandvergadering in de gelegenheid te stellen een goed besluit te nemen over een lidmaatschapsaanvraag zullen de bezoekende Vrienden in het gesprek met een kandidaat-lid vooral na dienen te gaan of hij/zij een bescheiden leerling wil zijn in de school van Jezus; dat hij/zij zich richt naar het Licht; dat hij steun ervaart door en in onze Stille Samenkomsten, ondanks het ontbreken van uiterlijke vormen. Wij zijn overtuigd dat onze getuigenissen een uitvloeisel zijn van de geloofservaring van de Vrienden, maar dat een volledige overeenstemming met ons, wat betreft geloof of levensstijl niet hoeft te worden verlangd.
Toch dient men zich er zorgvuldig van te vergewissen of een kandidaat-lid het eens is met de opvattingen en praktijken van de Vrienden, niet zozeer theoretisch, maar in het besef dat deze een uitvloeisel zijn van een oprecht geloof in God, zoals dit is geopenbaard in het leven van Jezus en zich nog altijd als een Licht openbaart in de harten van de mensen.
De kandidaat dient op de hoogte gebracht te worden van de verantwoordelijkheden die het lidmaatschap met zich meebrengt: dat men niet alles geven noch ontvangen kan wat het lidmaatschap inhoudt als men niet regelmatig aan Stille Samenkomsten en Zakenvergaderingen deelneemt en een passend aandeel neemt in de werkzaamheden van het Genootschap en de verantwoordelijkheid daarvoor.
Leven uit het Innerlijk Licht, 1952, blz. 266-270 (bewerkt) en Leidraad Bezoekende Vrienden Amsterdamse MV.

“Rechten” verkrijgt men niet door het lidmaatschap; zelfs niet het recht om zich op dit lidmaatschap te beroepen, bijvoorbeeld door te zeggen: ‘ik ben immers Quaker’. Men kan hoogstens zeggen: zo moet ik om mijn gewetens wil handelen, en daarom behoor ik tot de Quakers! Het Genootschap der Vrienden is geen vereniging waarvan men lid wordt en waarvoor men weer bedankt! Het is ook niet voldoende, wanneer men zegt: ik ben humanist en de arbeid der Quakers is mij uiterst sympathiek; of: ik heb mijn leven geheel in dienst van de naastenliefde gesteld. Dat zijn allemaal zeer belangrijke dingen maar bij de kwestie van het lidmaatschap gaat het niet om een vraag van ons aan het Genootschap, maar om een, die het Genootschap aan ons stelt, en dat is de kwestie der verantwoordelijkheid.

Instemming met het geloof en werken van het Genootschap is zeker voorwaarde voor het lidmaatschap, maar in de instemming zonder meer ligt nog iets passiefs. Lidmaatschap echter betekent activiteit, zij het dan niet in de vaak voorkomende zin van activiteiten tot elke prijs. Manfred Pollatz 1936.

De Quaker groep is van gevoelen dat Vrienden op zijn minst drie jaar Quaker moeten zijn geweest om te kunnen worden gekozen tot Bezoekende Vrienden voor lidmaatschap. Haagse Maandvergadering, Minuut 20, 1937.

Essentieel betekent ons Genootschap, als zodanig, niets, d.w.z. het formele lidmaatschap ervan sluit niet een beter, of zelfs ook maar ander “christen zijn” in. Wij willen slechts met elkaar en met anderen in stilte samenkomen, omdat wij ervaren hebben, dat, waar twee of meer in Christus’ naam verenigd zijn, Hij met ons is. Hier vinden wij de bron van eeuwig leven.
Eg van Meer, 1957.

Mijn dochter moest een voordracht houden over de Quakers in de hoogste klas der middelbare school. Zij riep mijn hulp hierbij in. Ik wist niets van de Quakers af, maar had in de krant gelezen dat er iedere zondag op het Raphaelplein een Quaker dienst gehouden werd. Daar trokken wij toen samen enkele keren heen. Zij was meer geboeid dan ik. Die vreemde stilte maakte me onrustig.

Enige tijd verliep. Ik maakte toen een heel moeilijke tijd door en vond geen oplossing in een gewetensconflict. Na enkele maanden bezocht ik weer een meeting. Toen was het dat in mij een sterk licht begon te schijnen. Ik ervoer met zekerheid de alles omvattende liefde van God. Ik wist vanuit de ervaring ook hoe ik moest handelen. Sindsdien had ik een sterke behoefte de zondagse meetings mee te maken, een grote vreugde vervulde mij.

Emilie Frenkel, 1960.

Een heel belangrijke factor was mijn gevoel dat ik er eigenlijk al bij hoorde, dat het lid worden het bevestigen was van een bestaande toestand. Bepalend was verder mijn overtuiging dat de wijdingssamenkomst mij dichter tot God bracht dan enig andere vorm van eredienst. De plezierige persoonlijke verhoudingen en de openheid waarmee ik van het begin af tegemoet getreden was speelden ook een belangrijke rol. Dan was er de verbondenheid met Vrienden in andere landen en het werk dat door de Vrienden werd en wordt gedaan om anderen te helpen, om betere verhoudingen te bevorderen en door beter begrip de vrede dichterbij te brengen. Tenslotte was er de verdraagzaamheid en eerbied voor andere religieuze opvattingen, zowel onder elkaar als in het werken en spreken met andersdenkenden. Mien Schreuder, 1960.

Ik heb al even genoemd het vrije karakter van het Genootschap. Enkele elementen daarvan zijn: geen menselijke leiding en geen opgelegde godsdienstige of maatschappelijke dogma’s. Maar dit wil niet zeggen dat het lid-zijn van het Genootschap een vrijblijvende zaak is. Immers, het trachten te luisteren naar de innerlijke stem en de bereidheid daaraan te gehoorzamen, zal, als het goed is, de basis zijn van ons persoonlijk en gemeenschappelijk leven.

Adolf Woldendorp, 1972.

Quaker worden was voor mij niets meer of minder dan het besluit om mezelf voortaan aan te laten spreken op de Quakeridealen, het besluit om mijn ideeën en mijn handelen te delen met (andere) Quakers, zodat ze me zouden kunnen helpen om die ideeën en dat handelen beter in overeenstemming te brengen met mijn (onze) idealen.

Wim Nusselder, 1985.

Als voornaamste voorwaarde waaraan iemand die het lidmaatschap aanvraagt moet worden getoetst werd altijd door de Engelse Vrienden genoemd dat hij/zij ‘een nederige leerling in
de school van Christus is’. In de praktijk wordt hier niet altijd op gelet. Het kan zijn dat de werkelijkheid van de Inwaartse/Uitwaartse reis niet de nadruk krijgt en dat sommigen lid
worden omdat zij het vredesgetuigenis of een andere activiteit steunen, zonder dat ze beseffen dat Quakeractiviteiten voortvloeien uit een geestelijke bron. Dit kan leiden tot individualisme en het verlies van de gemeenschappelijke relatie tot God.
Henk Ubas, 2001.

<– Vorige: 6.4 Quaker Organisatie
Volgende: 7.1: Overwegingen en Vragen: historische achtergrond –>

Inhoud

6.4 Quaker organisatie

De organisatiestructuur van het Religieus Genootschap der Vrienden (Quakers) hangt nauw samen met de ‘kerkorde volgens het evangelie’, waarin het priesterschap van alle gelovigen een belangrijke rol speelt. George Fox zei hierover: Christus is aanwezig te midden van zijn gemeente als regeerder, voogd en regelgever. Het gezamenlijke priesterschap brengt gedeelde verantwoordelijkheden met zich mee.

Quakers zijn wereldwijd georganiseerd in groepen die Maanden Jaarvergaderingen worden genoemd omdat ze traditioneel maandelijks respectievelijk jaarlijks bij elkaar komen om zaken af te handelen in zogenoemde Zakenvergaderingen.
De meeste Jaarvergaderingen zijn aangesloten bij het Quaker Wereldcomité – Friends World Committee for Consultation. Wereldwijd zijn er om en nabij één miljoen Quakers.

De Jaarvergadering is het hoogste besluitvormende orgaan van het Genootschap. De jaarlijkse bijeenkomst van de Jaarvergadering wordt in Nederland de Algemene Vergadering genoemd. Om dringende zaken ook af te kunnen wikkelen tussen de jaarlijkse Algemene Vergaderingen in is er een interim orgaan: de Landelijke Commissie.

De Maandvergadering is de primaire eenheid in de Quaker organisatiestructuur. Maandvergaderingen zijn autonoom. Een groep Quakers die Stille Samenkomsten houden mogen zich pas een Maandvergadering noemen als zij door de Jaarvergadering zijn erkend. In Nederland kennen we op dit moment (2015) de volgende Maandvergaderingen: de Amsterdamse Maandvergadering, de Haagse Maandvergadering, de Noordoost Nederlandse Maandvergadering (in Groningen), de Midden en Zuid Nederlandse Maandvergadering (in Bennekom). Verder zijn er twee – nog niet als Maandvergadering erkende – Quaker- groepen, één in Deventer en één in Zuid-Nederland.

In ons kleine Genootschap zijn bepaalde verantwoordelijkheden ondergebracht bij de Jaarvergadering die in het buitenland bij Maandvergaderingen zijn gelegd. Dit is niet vreemd als men bedenkt dat Maandvergaderingen in grotere landen vaak meer leden hebben dan de hele Nederlandse Jaarvergadering.

Zo berusten bijvoorbeeld de volgende verantwoordelijkheden bij de Nederlandse Jaarvergadering: Beheer van het archief, de Quaker bibliotheek in Amsterdam, het beheer en onderhoud van het onroerend goed (via de Commissie Huizenbeheer) en andere vermogensbestanddelen, de uitgave van (promotionele) Quaker literatuur (via de Literatuur- commissie), vredeswerk, ondersteuning van sociale- en vredesprojecten in binnen- en buitenland (via het Quaker Hulpfonds).

Om Jaarvergadering en Maandvergaderingen goed te laten functioneren benoemen zij ieder een Schrijver uit hun midden. De naam van de functie is ontleend aan een belangrijke onderdeel van de functie, namelijk het begeleiden van het besluitvormingsproces in de Zakenvergaderingen en het vastleggen van het gevoelen van de Zakenvergadering. Hierbij is het algemene gevoelen van de samenkomende Vrienden in dit besluit geleid te worden door de Geest leidend.
Of het nu een grote of een kleine Maand- of Jaarvergadering betreft, het goed bewaren van stukken, met name Minuten, is van groot belang. Het minutenboek is een belangrijk document en wordt te zijner tijd ook een historisch document dat inzicht verschaft in de ontwikkeling van die groep Vrienden.

Kleinere Jaarvergaderingen hebben vaak moeite om voor alle taken Vrienden te vinden die deze goed kunnen vervullen. Vaak hebben die Vrienden ook nog eens een druk beroeps- en familieleven. Daarom streven we ernaar de organisatiestructuur zo eenvoudig mogelijk te houden. Vandaag de dag kan moderne technologie ons hierbij ook vaak een handje helpen. Omdat wij de gewoonte hebben minuten ter plekke schriftelijk vast te leggen kunnen er echter dringende vraagtekens worden gezet bij het gebruik van Skype en e-mail.

De Nederlandse Jaarvergadering is een erkend kerkgenootschap en als zodanig lid van de Raad van Kerken in Nederland.
De Nederlandse Jaarvergadering oefent geen directe invloed uit op de politiek, maar doet dit via de Raad van Kerken in Nederland en de volgende non-gouvernementele organisaties, te weten de Quakerraad voor Europese Aangelegenheden en de Quaker United Nations Office.

Er zijn twee dingen, zonder welke een Quakergemeenschap nimmer zal kunnen stellen: eenheid in God en gemeenschap met elkaar. Beide beleven wij in onze stille wijdingssamenkomsten. Zou de eenheid in God geen ervaarbare eenheid zijn, dan zou de voornaamste grond voor het bestaan van ons Genootschap zijn verdwenen. En de ervaring van deze eenheid is tevens de ervaring van de gemeenschap der mensen.

Adolf Woldendorp, 1958.

Het was George Fox, die eenmaal getuigde:
‘Een ware kerk is geen gebouw, doch een gemeenschap van Gods kinderen, in Zijn Liefde verenigd.’
Het is deze kleine gemeenschap die wij steeds weer opnieuw trachten te zijn, die ik danken wil voor alle steun, liefde en begrip uit alle richtingen ontvangen…
Jo Hofman, 1959.

Quaker meetings en ook de mensen waaruit ze bestaan verschillen van karakter op elk tijdstip, zowel als in de loop der tijden. Sommige perioden zijn vervuld van groei en naar buitengerichte activiteiten. In andere is dat in mindere mate het geval. Misschien zelfs als men zucht onder de inspanningen om vroeger begonnen werken in hun uiterlijke vormen in stand te houden.

Dit brengt ons tot de vraag: Waar staan we vandaag ten opzichte van het geloof en de werken. Gaan we van de juiste volgorde uit: eerst het geloof, dan de werken? Of zetten we werk voort dat ontstaan en drijvende kracht dankte aan het geloof van degenen die ermee begonnen?
Als we in een toestand verkeren waarin de meeting meer taken heeft te verzetten dan er mensen zijn om uit te voeren, of als we meer doeleinden willen nastreven dan we kunnen volhouden, dan is ernstig zelfonderzoek geboden. Misschien moet ons geloof worden versterkt door meer eigen voorbereiding van elk lid van de groep.

Frank Blackwell, 1983.

Er is door verwonderde buitenstaanders, die keken naar het Religieus Genootschap der Vrienden, wel eens gezegd: als je je een geloofsgemeenschap indenkt, door een aantal vrienden opgericht, een gemeenschap die geen bestuur heeft, geen geloofsbelijdenis, geen dogma’s, geen voorgangers in de eredienst, waar nooit wordt gestemd over te nemen besluiten, dan kun je toch niet anders verwachten dan dat zo’n gemeenschap, al is zij nog zo enthousiast en eensgezind begonnen, onmogelijk kan blijven bestaan, maar binnen korte tijd letterlijk spoorloos zal verdwijnen. En nu bestaat het moedergenootschap al ruim drie eeuwen en onze Jaarvergadering al ruim een halve eeuw.
Anton Kalff, 1988.

De organisatie is een noodzakelijk kwaad om de beweging gaande te houden. Maar het levensgrote risico is dat de organisatie de beweging verlamt door dwingende regelgeving, zeg maar de letter die doodt, terwijl de Geest levend maakt. En de Geest is niet in een organisatie te vangen… We hebben veelal geprobeerd conflicten op te lossen door goede afspraken te maken over te volgen procedures. Maar daarmee komen we in de sfeer van het contract. De regeltjes die we dienen na te leven en waar we elkaar op controleren. En als de regels belangrijker worden dan de vriendschap, als we elkaar pijn gaan doen en beschadigen met al onze regels, dan zijn we op de verkeerde weg…

Maar daar zit het echte probleem niet. Als we als Vrienden met elkaar Vrienden willen zijn, en ons door de Geest laten leiden, dan komen we daar wel uit, en kunnen, als dat nodig is, ook wel correcties in onze organisatiestructuur aanbrengen.
Peter Spreij, 2002.

<– Vorige: 6.3 Gesprek vanuit de stilte
Volgende: 6.5 Lidmaatschap –>

Inhoud